Een triggervinger kan erg vervelend zijn. Door irritatie aan de peesschede kan je namelijk bepaalde vingers niet meer goed bewegen. Bovendien kan deze vinger ook nog eens pijn doen. Veel mensen kiezen er dan ook voor om hun trigger vinger te laten behandelen. Ze komen dan uit bij een prik met een ontstekingsremmer of ondergaan een operatie. Na een operatie is het dan ook van belang om de hand voldoende rust te geven. Daarom luidt de vraag: kan je na een operatie van een triggervinger met de auto op pad gaan?
Wat is een triggerfinger?
Met een triggervinger, ook wel tendovaginitis stenosans genoemd, wordt een vinger of duim bedoelt die je niet meer goed kunt buigen of strekken. Soms kan de vinger uiteindelijk zelfs krom gaan staan. Vaak doet het bij deze aandoening ook pijn om de vinger te bewegen. Ook kan er aan de binnenkant van de hand een bobbeltje ontstaan, dat heen en weer kan gaan bewegen, als je de vinger beweegt. Daarnaast kan het pijn doen als je op het bobbeltje drukt. De trigger vinger komt in de meeste gevallen voor in de ringvinger, de duim of de middelvinger. Hierbij zit het meestal in één vinger. Al kan het ook in meerder vingers voorkomen.
De aandoening ontstaat door irritatie van de peesschede. Het is echter onduidelijk hoe de irritatie precies bestaat. Verder komt een triggervinger vaker voor bij vrouwen, bij mensen tussen de 40 en 70 jaar, mensen met diabetes, reumatoïde artritis, een te langzaam werkende schildklier of mensen die een operatie hebben gehad voor het carpaal tunnel syndroom.
Is het na een operatie voor een triggerfinger mogelijk om weer auto te rijden?
In principe wordt het sterk afgeraden om na een operatie voor een triggervinger auto te gaan rijden. Na de operatie moet je de hand namelijk zoveel mogelijk hoog houden. In ieder geval boven de hartstreek. Pas als alle hechtingen eruit zijn kan de auto weer gebruikt worden. Vanaf dat moment ben je namelijk ook verzekerd tegen ongelukken…
Hoe wordt een triggerfinger behandeld?
Voordat er een behandeling gekozen wordt zal er eerst een diagnose moeten plaats vinden. Deze zal gedaan worden op basis van het verhaal van de patiënt en lichamelijk onderzoek. In sommige gevallen worden er ook nog röntgenfoto’s gemaakt van de vinger. Vervolgens zal er in eerste instantie gekeken worden of de klachten vanzelf verdwijnen. Als dit niet het geval is kan de patiënt een prik krijgen met een ontstekingsremmer. Bij de meeste gevallen (6 van de 10 mensen) verdwijnen de klachten na het krijgen van de prik. Toch kan deze injectie ook een aantal nadelen hebben. Zo kan de plek van de prik een aantal dagen pijn doen, kan het gezicht tijdelijk rood worden, kan de plek van de prik blijvend van kleur veranderen, kan er een ontsteking ontstaan door de bacteriën op de plek van de prik en kan de pees door de prik beschadigt raken.
Tot slot kan er ook gekozen worden voor een operatie van de triggervinger. Onder lokale verdoving, zal dan het bandje van de peesschede doorgesneden. Hierdoor krijgt de peesschedetunnel weer genoeg ruimte en kan de buigpees weer vrij bewegen.